7

Hij had vijf kilo overgewicht. Zijn haar op een andere manier, een andere houding… Hij zou een aantrekkelijke man kunnen zijn. De diepe rimpel tussen zijn wenkbrauwen zou nooit verdwijnen. Hij was kleiner dan ze zich herinnerde. Toch leek hij lang, misschien kwam dat doordat ze nog op de grond lag. Misschien was hij een van die mannen die altijd een enorme fysieke aanwezigheid bezaten. Dat had niets met omvang te maken.

Hij droeg een verband rond zijn hoofd.

Als ze deze scène in een blijspel had gezien, had ze gelachen.

 

Ze zat op een hoek van de bank. Hij had een verband bij haar aangelegd en hij voelde zich opnieuw misselijk. Hij had meer gemeen met deze vrouw dan hij ooit in een nare droom had kunnen hebben.

Hij was naar haar toe gekomen en nu moest zij iets zeggen. Lea Laurelius had het gevoel dat ze voor het eerst praatte.

‘U bent in elk geval gekomen. Het klonk alsof het allemaal te laat was.’

‘Wat was te laat?’

‘Dat u het niet zou halen… Dat u niet zou komen.’

‘Ik meende het niet.’

‘Het spijt me… Wat vroeg u?’

Wide had een beker koffie in zijn hand. Hij had in de keuken een pot Nescafé gevonden en had een flinke schep poeder in een beker gedaan. Op een zijtafel stond een fles cognac, Renault, het echte werk. Gekocht op een veerboot of een luchthaven? Of had ze genoeg geld om hier zulke goede sterkedrank te kopen?

Hij kookte water en schonk die op de koffie. Toen hij er een scheut sterkedrank bij deed, weerstond hij de impuls om een glaasje te drinken – of rechtstreeks uit de fles – en liep daarna naar de kamer. Hij hield haar de beker voor, ze nam kleine slokjes en hij zag dat er een zweem kleur op haar gezicht terugkeerde.

‘Zeg maar jij.’

‘Sorry?’

‘Zeg maar jij, in plaats van u. Ik ben het maar. En zeg niet de hele tijd sorry.’

‘Sor… Ik weet niet wat ik moet zeggen.’

Hij gaf haar nog een slokje.

‘Ik ben zo snel mogelijk gekomen. De laatste tijd is niet bepaald ontspannend geweest. We hebben allebei ongenode gasten gehad.’

‘Ze kwamen vroeg… hemel, hoe laat is het… vroeg in de ochtend. Of was het gisteren? Ze hebben niet aangebeld. Ze waren ineens binnen. Het ging allemaal heel snel.’

‘Was dat nadat je mij had gebeld?’

‘Dat moet haast wel.’

‘Waarvoor had je mijn hulp nodig voordat je dit bezoek hebt gekregen?’

Ze keek recht door de kamer en hij volgde haar blik: hij zag lichtgeel behang met een wit-gele rand langs de kroonlijst, een wit plafond met bescheiden stucversiering bij de lamp. Rechts zag hij een staande lamp met een kap als een sombrero, naast een kunstwerk dat Wide vond lijken op iets wat Monet in zijn tuin in Giverny had geschilderd. Hij was daar geweest, met Jon en Elsa, ze hadden zelfs gelogeerd in hotel Strasbourg in Vernon, waar Alice Monet haar patés kocht.

‘Ik voelde me bedreigd.’

‘Door wie? Degenen die hier zijn geweest?’

Ze aarzelde met het antwoord. Haar ogen stonden iets helderder, alsof een grijs vlies langzaam en voorzichtig van haar gezicht was weggetrokken. Wanneer zou ze de eigenaardig formele toon laten varen en zich bekendmaken, hén bekend maken, een stuk of drie woorden zeggen over hun vroegere ontmoeting? Zou hij zelf iets zeggen? Hij had het gevoel dat hij de woorden er niet voor had, dat ze werden vastgehouden door de herinneringen die in hem opkwamen. Hij schrok op toen ze uiteindelijk antwoord gaf op zijn vraag.

‘Ik weet het niet. Ik heb ze niet duidelijk gezien. Het ging allemaal zo snel.’

Ze rook zijn lichaamsgeur. Hij rook naar zweet, maar het was schoon zweet. Een man die zijn leven leefde zonder lichaamsspray. Waren die er nog?

‘Zeiden ze iets?’

‘Het ging heel snel, zoals ik al zei. Ik geloof dat het drie mannen waren, of twee… Ze waren plotseling hier en ik kreeg een klap.’

Ze stompte krachteloos met haar vuist op de gehavende bekleding van de bank, alsof ze haar woorden kracht wilde bijzetten. Hij rook de geur van de koffie in de beker, de cognac kwam erbovenuit.

‘Kleding?’

‘Als u… jij… bedoelt dat ze kleding droegen, dan is het antwoord ja.’

Glimlachte ze nu?

‘Ik bedoel of je iets speciaals is opgevallen. Zwarte kleding. Kostuums. Een clownspak. Dat soort dingen.’

‘Nee, niets. Ik werd een keer wakker, heel even, en zag dat een van hen, of een schaduw van iemand, over me heen gebogen stond.’

Ze legde haar hand opnieuw op de bekleding van de bank.

‘Daarna werd het weer zwart.’

Wide rook het opnieuw. Het was geen ether, maar een andere geur, iets waar hij niet op kon komen maar wat hem eerder was opgevallen. Hij begreep wat het was.

‘Ze hebben je bedwelmd,’ zei hij terwijl hij de beker op de salontafel zette. ‘Heb je iets gezien op het moment dat je bijkwam?’

‘Er was drukte om me heen, kabaal. En daarna dacht ik dat iemand iets zei… een stem.’

‘Een stem? Hoorde je woorden?’

‘Nee, eigenlijk niet. Het was meer een geluid, rauw… Alsof iemand diep vanuit zijn keel praatte.’

‘Een lage stem? Een bas? Een rollende “r”? Een Skåning? Een Småländer?’

Hij had ‘Ronny Jonsson’ willen zeggen, maar besefte dat alles zijn tijd en plek had. Hij was nog niet helemaal zichzelf.

Er bestond een Göteborgs dialect met een rollende ‘r’, in Mölndal maar ook in andere wijken. Dat had hem gefascineerd, tot hij in zijn vorige leven op een vroege winterochtend na een verschrikkelijke nachtdienst een auto ter hoogte van hotel Panorama schokkerig door de Eklandagatan had zien rijden. Hij had niets kunnen doen toen de auto vooruit schoot en een jongeman aanreed die in noordelijke richting liep.

De chauffeur leek bij zijn positieven te zijn gekomen. De auto reed vloeiend en snel weg en Wide zette zijn alarmlamp op het dak om hem te volgen en stopte de donkere, glanzende auto na een hele tijd. Het was hem in Guldheden pas gelukt om de auto te stoppen, bij de rotonde bij het Dr Friesplein. Een krachtige stank van dronkenschap en zure oprispingen was hem tegemoet gestroomd toen hij de deur openrukte, maar hij herinnerde zich voornamelijk de rollende ‘r’ van de chauffeur, dat fascinerende dialect, dat arrogant voortrolde. Wat heeft dit verrrdomme te betekenen? Hij had de man kalm en zwijgend uit de auto gehaald, zijn handboeien gepakt en de handen van de man op zijn rug vastgemaakt. Wacht maarrr tot ik heb geprrraat met… Wide luisterde niet naar hem, hij wist dat het niet bij woorden zou blijven als hij antwoord gaf, en hij haatte deze man en zijn daad veel te veel om hem meer dan nodig was aan te durven raken.

‘Misschien een dialect. Het was een geluid dat ik herkende, dat ik eerder had gehoord.’

‘Wat?’

Luisterde hij niet naar haar? Hoe lang was hij weg geweest? Ze raakte het verband dat hij onhandig rond haar hoofd had gewikkeld voorzichtig aan. ‘Stemmen, een geluid. Een dialect.’

Wat had er op de wasbak gestaan? Xerxes.

‘Xerxes. Het woord ‘‘xerxes’’. Heb je dat eerder gehoord? Of iets met ‘‘xerx’’?’

‘Xerxes…’

‘Dat was een Perzische koning.’

Hij had het opgezocht.

‘Maar ik zoek een andere betekenis. Denk ik.’

‘Waarom zoek je naar een… woord?’

Ze aarzelde, wist waar hij het over had. Als beginnend ondervrager had hij geleerd dat iemand die een vervolgvraag stelde op een rechtstreekse vraag vaak tijd probeerde te winnen.

‘Dat is opgedoken in verband met… dit. Wat nu is gebeurd.’

‘Xerxes? Dat is de naam van een… holding, ik geloof dat die zo heet. Mijn man doet veel zaken met holdings. Hij heeft het over Xerxes gehad… Dat denk ik tenminste.’

‘Tegen jou?’

‘Nee… Ik heb hem aan de telefoon gehoord… toen ik langsliep…’ Ziet hij dat ik lieg? Ik ben hier niet zo goed in.

Ze loog. Hij zag het. Waarom zou ze waarheid en leugen op deze manier verweven? Was het zo duidelijk omdat ze het bewust deed?

‘Waar is je man nu?’

‘Ik weet het niet. Hij heeft gisterochtend een telefoontje gehad. Hij heeft niets tegen mij gezegd.’

Ze zag er nu heel vermoeid uit.

‘Ik hoorde een auto wegrijden.’

Nu zijn we terug bij de waarheid, dacht Wide, zo meteen moest hij haar vertellen dat ze de slechtste leugenaar was die hij ooit had gezien. Of een van de beste actrices.

‘Sindsdien…’ Ze maakte voorzichtig een cirkelvormig gebaar met haar armen. ‘Tja, dit alles, ik weet niet waar hij is.’

‘Blijft hij vaker een etmaal weg zonder dat te melden?’

‘Dat is niet gewoon, maar het komt voor.’

‘Is het normaal?’

‘Sorry?’

Ze had het gevoel dat ze het woord nu kon zeggen.

‘Is het normaal dat je man verdwijnt zonder iets te zeggen, en dan langer dan een etmaal wegblijft?’

‘Soms moet hij ineens weg voor zaken.’

‘Maar hij neemt contact met je op als… de zaken afgehandeld zijn?’

‘Ja.’

‘Behalve deze keer.’

‘Dat lijkt erop.’

‘Gaat dat anders ook zo?’

‘Wat bedoel je?’

‘Snelle gesprekken in de vroege ochtend, snelle reizen, snelle zaken.’

‘Ik weet niet of de zaken van mijn man iets te maken…’

‘De zaken van je man hebben hier misschien heel veel mee te maken.’

Ze had er genoeg van. Hij zag het, en hij begreep dat hij geen vragen meer kon stellen, hij kon het zelf niet aan. Hij was leeg. Het was een tijd geleden dat hij vragen had gesteld op een beroepsmatige manier, en hij was roestig. Hij was moe.

Ze keek hem nu recht aan en hield oogcontact met hem.

‘Alsjeblieft, ik kan niet meer…’

‘Jij wilde dat ik zou helpen. We hebben eigenlijk nog niet besproken waarom.’

‘Ik zei toch dat ik me bedreigd voelde.’

‘Dat is niet genoeg. Dingen hebben met elkaar te maken, en ik moet vragen blijven stellen tot ik iets te pakken heb wat bij iets anders hoort.’

Ze zuchtte.

‘Kunnen we eerst uitrusten?’

Het geluid van de telefoon klonk als een luchtafweeralarm in de stilte, als een vreemd wezen. Ze keken in elkaars ogen, allebei verrast over het effect dat het geluid had.

Lea Laurelius verroerde zich niet.

‘We krijgen waarschijnlijk geen rust.’

‘Wie kan dat zijn?’

Een goede vraag om te stellen als de telefoon overgaat.

Hij pakte de elegante hoorn.

‘Ja? Hallo?’

Het was stil aan de andere kant van de lijn, waar dat ook was. Hij hoorde de scherpe tikken in de verbinding, de ingehouden stilte van miljoenen stemmen.

‘Hallo? Met… Laurelius.’

‘Wie bent u?’

Het was een agressieve stem.

‘Een kennis van de familie. Met wie spreek ik?’

‘Ik ben familie. Mijn naam is Georg Laurelius. Ik wil mijn vrouw spreken.’

Allen die gestorven zijn
titlepage.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_000.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_001.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_002.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_003.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_004.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_005.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_006.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_007.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_008.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_009.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_010.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_011.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_012.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_013.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_014.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_015.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_016.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_017.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_018.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_019.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_020.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_021.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_022.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_023.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_024.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_025.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_026.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_027.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_028.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_029.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_030.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_031.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_032.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_033.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_034.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_035.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_036.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_037.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_038.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_039.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_040.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_041.xhtml